Vlietbrug
- walliewal
- Jan 30, 2022
- 3 min read
We fietsen over de De Vlietbrug, halverwege Lakerveld, de weg waarover ooit die kleine Napoleon hobbelde in zijn karos. En nu wij dan. Bij de brug, tussen de oude essenbomen, over het koolzaad in de berm, zie je de Lakenvelder koeien met hun kalfjes lopen. Groene weiden, zwart-wit-zwarte koeien, geel koolzaad, een Hollandse lucht van blauw, wit en grijs. Een onbeschrijflijk mooi schilderij, in nauwe samenwerking gemaakt door de boer, onze Lieve Heer en Rijkswaterstaat.

Deze koninklijke weg ken ik vanaf mijn zesde jaar, toen kwamen we in Lakerveld wonen. Over dit Lakerveld fietsten we als scholieren naar de ULO. Iets verderop van ons woonde de vrijgevochten familie van Dieren, vader was loonwerker, zoon Piet was mijn vriend, de luchtbuks was ons speelgoed. We schoten op alles wat los en vast zat, waaronder de gloeilamp in de hal bij de buren, of op het knaapje van de nieuwe knaloranje mantel van Piet’s zus, door de mouw dus, op motorkap van de passerende tractor van boer de Pater. Tuftuf was zijn gewone tractorgang, bij de familie van Dieren ging dat over in een snel tuftuftuftuf, hij wilde veilig zijn melkvee in het weiland verderop bereiken. Alle kattenkwaad werd op een of andere manier door pa Jan en moeder Klazien recht getrokken. Een stiekem gedronken biertje werd als niet gezien stil aan het verleden overgegeven. Een heerlijke puberteit, waar kattenkwaad een nieuwe dimensie kreeg.
Zo trapten we op weg naar de ULO in Vianen de lege melkbussen om en hingen aan de overstekende betonbuizen aan de achterkant van vertrekkende vrachtwagens, waarvan de chauffeurs een bakkie hadden gedaan bij café Halfweg. Als een komeet werden we gelanceerd als de vrachtwagen afsloeg.
Onderweg kwamen we de meisjes tegen die naar de Huishoudschool in Meerkerk fietsten. Onze liefde voor deze meiden konden we niet anders vormgeven dan tegenovergesteld dwars door de groep gillende meisje te knallen. Wij waren stoer, zij gilden en keken schalks achterom. Toen onze hormonen aangaven dat het weer tijd was voor een hernieuwde liefdescharge op de meidengroep, reed een meisje gillend het talud af bij de Vlietbrug, sloeg voorover en plonsde met fiets en leren schooltas in de Vliet. Dat was nou ook weer niet wat we wilden. We haalden haar, de fiets en de tas uit het water en tikten het kroos van haar kleding. Piet hielp haar weer op de fiets met de welgemeende aanwijzing dat ze op school haar kleren op de verwarming moest leggen. En dat zolang haar boeken moesten drogen ze geen huiswerk hoefde te doen.
‘Dat was Lyda en ze is de nicht van Hamerling...’, zei Piet, die zojuist een stevige rol in LHNO-raid had gehad. Hamerling was onze docent Duits. In onze ogen was Hitler een kleine jongen bij deze leraar. Onze feldwebel was een klein kereltje in altijd hetzelfde glimmende pak, grijze hoed, droeg verder een rond brilletje waarachter hij kleine angstaanjagende priemogen had zitten. Als hij zijn tas, die bijna even groot was als hijzelf op tafel dreunde, trilde de hele klas en wij vooral. Vervolgens dat met een klap die boeken op tafel kletsen. Dan moest de les nog beginnen. Diens nicht hadden wij de Vliet ingereden. Bedremmeld, dat was een goed woord voor onze toestand. Terug naar huis zou een hijs voor onze kop betekenen, zulke ouders hadden wij. Dus door. De eerste mobiel werd dertig jaar na dit voorval uitgevonden. Dit nam niet weg, dat directeur Jan den Hartog duidelijk op de hoogte was toen we op school aankwamen. Deze varkentjes ging hij zelf wassen voor zijn collega Duits. Hij had kolenschoppen van handen waarmee hij Piet en mij elk twee heldere kletsen voor onze kop verstrekte. Verder een maand lang elke middag nakomen. Prima, schuld, boete en klaar.
Ik had een zwak voor deze man. Ik vond hem goudeerlijk en hij had een duidelijke liefde voor zijn leerlingen. Zo gaf hij voor de liefhebbers op zaterdagmorgen les in Franse literatuur, ergo een boekje van Simenon. Ik vond dat mooi, wij uit Lakerveld lazen Frans! Bij het mondeling examen in Utrecht haalde ik een voor mij adembenemend hoog cijfer. Jan gaf mijn een dreunende klap. Op mijn schouder dit keer.
Aan deze dingen moest ik vandaag denken bij het passeren van die Vlietbrug. Dat jongensleven van toen kwam in zijn volmaaktheid dicht bij dit lieve schouwspel van wit, zwart, groen en geel. Aan de uiteinden van ruim vijftig jaar lag een mooi leven, voor en achter de Vlietbrug.
‘Dat was Lyda en ze is de nicht van Hamerling...’, zei Piet, die zojuist een stevige rol in LHNO-raid had gehad. Hamerling was onze docent Duits. In onze ogen was Hitler een kleine jongen bij deze leraar.
9 mei 2021
Comments